Bij Johannes Vermeer hebben we het beeld van een kunstenaar die zich dag in dag uit in zijn atelier terugtrekt. Toch was het leven van Vermeer meer dan alleen schilderen. Naast zijn werk als kunstenaar vervulde hij meerdere rollen om zijn grote gezin te onderhouden en zijn plaats in de Delftse samenleving te verwerven. Wie was de man achter het schildersdoek, en welke andere beroepen had hij die even cruciaal waren voor zijn bestaan? Naast zijn hoofdberoep als kunstschilder, had Johannes Vermeer (1632-1675) ook de volgende beroepen en functies:
- Herbergier: Hij erfde de herberg ‘Mechelen’ op de Markt in Delft van zijn vader en beheerde deze. Herberg ‘Mechelen’ stond aan de westelijke zijde van de Oude Manhuissteeg, aan de noordzijde van de Markt in Delft. De steeg liep naast de herberg en leidde naar de Voldersgracht aan de achterzijde. De herberg is in 1885 gesloopt om ruimte te maken voor de verbreding van de Oude Manhuissteeg. Bij opgravingen in 2019 zijn nog delen van de fundering en kelder teruggevonden.
- Kunsthandelaar: Net als zijn vader was Vermeer actief in de kunsthandel en verkocht hij schilderijen. Vermeers vader, Reynier Jansz (die zich later Vermeer ging noemen), was een gevestigde kunsthandelaar en zijdewever in Delft. Hij bezat de herberg ‘De Vliegende Vos’ en later ‘Mechelen’ aan de Markt, waar hij ook kunst verhandelde. Johannes groeide op in deze omgeving, omringd door kunst en kunstenaars, wat hem waarschijnlijk een diepgaande kennis van de kunstmarkt gaf.
- Hoofdman van het Sint-Lucasgilde: Vermeer was meermaals verkozen tot hoofdman van het Delftse Sint-Lucasgilde, het beroepsgilde voor schilders. Dit was een belangrijke bestuurlijke functie binnen de kunstwereld van die tijd. Het lidmaatschap van het Sint-Lucasgilde, dat hij in 1653 verkreeg, gaf hem ook het recht om in kunst te handelen (naast schilderen).
- Taxateur van schilderijen: Vanwege zijn expertise werd hij ook ingeschakeld om schilderijen te taxeren, bijvoorbeeld als expert-getuige bij geschillen over de echtheid van kunstwerken. In de 17e eeuw was het gebruikelijk dat kunstwerken werden gebruikt als onderpand voor leningen, als onderdeel van erfenissen of bij faillissementen. In dergelijke situaties was het essentieel om de waarde van de kunstwerken professioneel te laten vaststellen.
Er waren verschillende redenen waarom Johannes Vermeer meerdere beroepen en functies had:
- Economische noodzaak: Hoewel zijn schilderijen van uitzonderlijke kwaliteit waren, produceerde Vermeer er slechts een klein aantal per jaar (ongeveer twee tot drie). Dit was waarschijnlijk niet voldoende om zijn grote gezin (hij had elf kinderen) volledig van te onderhouden, zeker niet in tijden van economische tegenspoed, zoals het Rampjaar 1672. De andere beroepen, met name de kunsthandel en het beheer van de herberg, waren cruciale inkomstenbronnen.
- Familiebedrijf: Vermeer erfde de herberg ‘Mechelen’, gelegen aan de Markt in Delft en de kunsthandel van zijn vader. Het was dus een bestaand familiebedrijf dat hij voortzette, wat een natuurlijke aanvulling vormde op zijn activiteiten als schilder.
- Sociale status en expertise: Zijn functie als hoofdman van het Sint-Lucasgilde en zijn werk als taxateur van schilderijen waren geen directe inkomstenbronnen op de korte termijn, maar ze bevestigden zijn status als een gerespecteerd en deskundig lid van de kunstgemeenschap in Delft. Deze functies gaven hem gezag en netwerken die ook gunstig konden zijn voor zijn kunsthandel.
De afbeelding in de header is een door Kees van der Wiel ingekleurde uitsnede van een achttiende eeuwse prent van Leonard Schenk op basis van tekening van Abraham Rademaker (www.achterdegevelsvandelft).