De Amerikaanse kunstenaar Joseph Pennell merkte in 1891 voor het eerst op dat de schilderijen van Vermeer technieken vertoonden die leken op die van een camera obscura. Joseph Pennell was een Amerikaanse etser, lithograaf en illustrator. Pennell's suggestie was destijds revolutionair en werd door veel kunsthistorici en kunstenaars genegeerd of afgewezen. De bijdrage van Joseph Pennell was echter van belang, omdat hij de discussie als eerste opende en de fotografische kwaliteiten in het werk van Vermeer herkende, in een tijd waarin het men nog niet gewend was aan de manier van 'zien' van een camera.
De vraag of de beroemde Delftse schilder Johannes Vermeer gebruik maakt van een camera obscura is nog steeds onderwerp van gesprek. Zowel voor als tegen zijn er argumenten die het betoog ondersteunen. Laten we eens nader bekijken welke argumenten er aangedragen zijn.
Argumenten voor het gebruik van een camera obscura
Optische effecten in de schilderijen van Vermeer:
- Onscherpte (bokeh): delen van het schilderij die buiten de focus van een lens zouden vallen zijn onscherp weergegeven. Deze onscherpte, die ook in fotografie gebruikt wordt, suggereert het gebruik van een lens. Een voorbeeld van onscherpte is te zien in de broodjes op tafel bij 'Het Melkmeisje'.
- ‘Lichtlovertjes’: dit zijn kleine, wazige lichtcirkels die ontstaan door hooglichten in een onscherp deel van het beeld. Deze vlekken van onscherp licht zijn, ook in ‘Het Melkmeisje’ zo accuraat geschilderd op het brood en de metalen kan, dat ze precies overeenkomen met de optische effecten die een camera obscura produceert.
Bijzonder realistische perspectieven: Vermeer staat bekend om zijn zeer accurate weergave van perspectief en ruimtelijke relaties, iets waar een camera obscura bij kan helpen. De nauwkeurigheid en diepte in het perspectief van zijn interieurschilderijen zijn zo perfect dat dit het gebruik van een optisch hulpmiddel suggereert. - Contrast en zachte focus: schilderijen zoals het Meisje met de rode hoed tonen zachte randen en een scherp contrast tussen het onderwerp en de achtergrond, een effect dat vergelijkbaar is met een camera obscura.
LINK: lees de publicatie op de website van het Rijksmuseum met Gregor J.M. Weber n.a.v. zijn boek ‘Vermeer: geloof, licht en reflectie’, waarin hij het o.a. heeft over hoe Johannes Vermeer in aanraking zou zijn gekomen met de camera obscura.
Argumenten tegen het gebruik van een camera obscura
- Gebrek aan bewijs: dit is het zwaarste argument. Er is geen enkel geschreven document, brief, inventaris of getuigenis uit Vermeers tijd die erop wijst dat hij een camera obscura bezat of gebruikte. Dit maakt de theorie, hoe overtuigend de visuele argumenten ook zijn, puur hypothetisch.
- Beperkingen van een camera obscura: de geprojecteerde beelden waren vaak erg donker en konden alleen goed worden waargenomen in een verduisterde kamer. Het schilderen van de felle kleuren en rijke details die Vermeer gebruikte, zou in zo'n omgeving extreem moeilijk zijn geweest. De beelden waren niet overal perfect scherp. Hoewel de onscherpte in Vermeers werk als bewijs wordt gezien, is het ook mogelijk dat een schilder met zo'n oog voor detail de geprojecteerde onscherpte juist als een gebrek zou zien en handmatig zou corrigeren. En een camera obscura toont een statisch beeld, terwijl veel van Vermeers scènes levendige figuren bevatten in ogenschijnlijke beweging (bijvoorbeeld 'Het Melkmeisje' dat water schenkt). Het is onwaarschijnlijk dat een model urenlang perfect stil kon blijven staan in dezelfde pose.
- Het genie van Vermeer: critici wijzen er soms op dat het gebruik van een camera obscura het genie van Vermeer als kunstenaar zou ontkennen. Zelfs met het gebruik van een camera obscura zou Vermeer nog steeds de meest cruciale artistieke keuzes moeten maken: compositie, belichting, kleuren en de emotionele uitdrukking van zijn personages. Het is de schilderkundige beheersing van deze elementen die zijn werk zo uitzonderlijk maakt, niet alleen de technische nauwkeurigheid. Bovendien zou het gebruik van een camera obscura Vermeer reduceren tot iemand die slechts overtekende wat hij zag. Dit miskent de enorme vaardigheid, de materiaalkennis en de artistieke visie die nodig zijn om een dergelijk resultaat te bereiken. Zijn schilderijen zijn geen letterlijke kopieën van de werkelijkheid, maar zorgvuldig geconstrueerde idealisaties.
Meerdere optische middelen?
Sommige experts suggereren dat hij mogelijk andere methoden gebruikte, zoals een touwtje en spijker, of technieken ontwikkelde zonder camera obscura. Bij Vermeer zijn in minstens 13 van zijn schilderijen dergelijke gaatjes ontdekt. De discussie over Vermeers gebruik van de camera obscura en het gebruik van spijkertjes en touwtjes zijn nauw met elkaar verbonden, maar ze vertegenwoordigen twee verschillende aspecten van zijn vermeende werkwijze. Het zijn niet zozeer alternatieve theorieën, maar ze kunnen elkaar juist aanvullen. Spijkertjes en touwtjes zijn een methode om perspectieflijnen op een doek te bepalen. Door een klein gaatje in het doek te prikken (een spijkergaatje) en daar een touwtje aan te bevestigen, kan een schilder rechte lijnen trekken die samenkomen in een verdwijnpunt. Deze techniek werd al eeuwenlang gebruikt om een overtuigende dieptewerking te creëren.
Het zou derhalve kunnen dat Vermeer beide technieken heeft gebruikt. Een camera obscura waarmee een beeld en het correcte perspectief geprojecteerd werd, vaak vaag en donker. De spijkertjes en touwtjes zouden een manier zijn geweest om de centrale perspectieflijnen van de geprojecteerde scène nauwkeurig te markeren op het doek, waarna Vermeer de details handmatig kon invullen.
En zo blijft het gesprek levendig, omdat er geen sluitend bewijs is voor of tegen de theorie. De theorie van de camera obscura geeft een interessante verklaring voor de unieke stijl van Vermeer, maar het is belangrijk om te erkennen dat het een hypothese blijft en dat het zijn immense talent als kunstenaar niet vermindert.
In het Vermeer Centrum Delft hebben we in het ‘Vermeeratelier’ een camera obscura staan, zodat u kunt zien hoe die werkt. Ook leggen hier uit hoe Vermeer omging met perspectief.